maandag 14 oktober 2013

De man die niets kon

Er was eens iemand die niets kon. Helemaal niets. Althans, dat vond hij zelf. Gedurende dit verhaal kom jij er achter wat deze man allemaal kan. Maar of hij daar ooit achter komt, geen idee. Waarschijnlijk niet. 

Want hij ziet alleen maar anderen. Anderen die de hele wereld bevolken. Anderen tegenover hem. Iedereen, maar niet hij. Hij was tot niets in staat.

Toen hij eenmaal die houding gevonden had, hij was toen slechts 10 jaar oud, bleef die als een jas aan hem hangen. Een jas die jaren mee ging, en nog jaren mee zou gaan.

Op zijn tiende ontdekte hij het echte verschil tussen hij en de anderen. Het was waarschijnlijk tijdens tekenles. Iedereen moest een boom tekenen. Een aantal leerlingen staarden naar buiten, om te proberen de grote boom op het schoolplein na te tekenen. Anderen wisten al hoe hun boom eruit zou zien en tekenden hem uit het hoofd. Hij staarde ook naar buiten. Hij keek wel naar de boom, maar eigenlijk zag hij hem niet echt.

Zijn tekening leek nergens op. De juf was zo aardig om dat niet te zeggen, maar dat was ook niet nodig, hij wist het zelf wel. Alle tekeningen werden opgehangen in de klas. Zijn tekening hing tussen twee zeer geslaagde bomen. Bomen die levensecht waren.

Op dat moment zag hij dat hij niet kon tekenen. Het was geen vraag, geen twijfel, nee hij wist dit zeker. En dus besloot hij nooit meer te tekenen. Zo verging het ook met andere vakken. Eerst rekenen, toen taal en ten slotte geschiedenis. Hij kon het allemaal niet.

Kreeg hij dan nooit een goed cijfer? Zelden. En als hij die wel kreeg, geloofde hij het niet. Als hij zo’n toets dan in kon zien, zag hij alle kleine foutjes die hij wel gemaakt had. En na zo’n toets, ook al kreeg hij een 9, besloot hij dat hij niet goed was in dat vak.

Zo ging dat ook op de middelbare school. Elk jaar was zijn rapport slechter en moest hij naar een lager niveau toe of bleef hij zitten. Ondertussen zagen de leraren hem als een wanhopig geval. Ze wisten niet wat ze met hem aan moesten.

De jongen had zijn jas van onkunde zo strak om zich heen, dat hij geen enkel moment zag wat hij wel kon. Dat zag verder ook niemand anders, want het waren dingen die hij deed als hij alleen was. Zodra hij thuis alleen op zijn kamer zat, legde hij zijn huiswerk aan de kant. Hij wist dat hij dat toch niet kon. En om de tijd te doden, begon hij met fantaseren. Hij droomde over allerlei dingen, die nooit in het echt konden. Het begon met kleine verhalen, maar de verhalen in zijn hoofd werden steeds groter. Zonder dat hij het wist, had hij een verhaal in zich. Een verhaal over helden en draken, prinsessen en de grote bossen.

Maar ja, dit was natuurlijk niets. Hij wist niet wat hij hier mee moest. En dus, bleef hij de rest van zijn leven geloven dat hij niets kon. Natuurlijk mislukte zijn leven op deze manier. En stiekem, mislukte het leven van alle anderen mensen daarom ook een beetje. Mislukken? Ja, want zij hebben niet kunnen genieten van de prachtige verhalen van deze kunstenaar.

(Dit verhaal schreef ik in het kader van mijn afspraak met mezelf om elke dag een verhaal te schrijven. Tot nu toe is dat elke dag gelukt.)

dinsdag 8 oktober 2013

Een verhaal - waarheid

Al maanden heb ik niet meer geschreven op dit blog. Ik voelde dat mijn aandacht meer uitging naar mijn andere blog. Maar nu, heb ik weer energie voor dit blog. Ik heb een nieuw voornemen: elke dag een verhaal schrijven. Kort, lang, dat maakt niet uit. Als ik maar schrijf. Sommige van die verhalen zal ik hier delen. (En ik zal het ook eerlijk vertellen als ik me niet meer verbonden voel met deze uitdaging ;)

Dit verhaal is een herschreven versie van een bestaand verhaal. Een verhaal over waarheid. Ik heb het deels geschreven voor mijn moeder, dus bij deze ;) Om te laten zien dat je verhalen makkelijk zelf kunt uitbreiden zodat het meer inhoud heeft. Nog een hele uitdaging natuurlijk, maar dit is een begin.

Op zoek naar de waarheid

Er was eens een man die jaren lang naar de waarheid zocht. Hij bezocht alle wijze mensen waar hij over hoorde. Dit waren zowel koningen, pelgrims, wijze geleerden als kluizenaars. Iedereen vertelde iets anders. De koning vertelde dat hij de waarheid was, want hij was de koning en bepaalde wat waar was in het land. Hij bepaalde de wetten en dus was goed en fout was. Maar de koning die hij sprak had andere wetten dan de koning van het buurland. Welke koning had dan gelijk? Ze konden niet allebei gelijk hebben.

De pelgrims waren net als hem op zoek naar de waarheid en waren overtuigd dat ze aan het einde van hun reis het antwoord zouden vinden. Echter, de ene pelgrim ging in westelijke richting, terwijl een ander juist weer een tocht richting het zuiden maakte. De man stelde vragen bij de tochten van deze pelgrims, want er kon toch maar één waarheid zijn?

Wijze geleerden die hij sprak lieten hun bibliotheken zien met alle duizenden boeken over het onderwerp. Er stonden zoveel boeken in die bibliotheken dat het de man duizelde. Hij zou nog jaren bezig zijn om al die boeken in te kunnen kijken, laat staan te begrijpen.

De kluizenaars die hij sprak waren overtuigd dat ze de waarheid gevonden hadden in de meditatie. Ze mediteerden de hele dag in hun grot of kleine hutje. De man besloot een tijd te gaan mediteren maar was hier te onrustig voor. Hij kon alleen maar aan zijn zoektocht denken en kon niet meer stilzitten.

Hij trok verder op zoek naar de waarheid. Hij had al vele jaren gereisd, gesproken en geoefend, maar de waarheid had hij nog niet gevonden. Op een dag hoorde hij over een grot, een grot die heel klein was. Je kon er alleen kruipend in komen. Als je dan eindelijk in de grot was, zou daar een bron zijn. Aan die bron kon hij vragen om de waarheid te onthullen. Hij was sceptisch, na alle jaren van reizen en het niet vinden van de waarheid. Maar toch ging hij, omdat hij zo sterk geroepen werd door het geheim van de waarheid.

Hij vond de grot in een heel afgelegen gebied. Dagen reisde hij tot hij die ene grot vond. Hij kroop naar binnen door de smalle gang. Die was inderdaad heel smal en klein. Alleen zijn vastberadenheid om de waarheid te leren kennen zorgde er voor dat hij verder kroop. Hij vond de bron die veel kleiner was dan hij verwachtte. Het was een kleine plas waterzo groot als een mens in de doorsnede, maar wel met heel helder water. Hij stelde de brandende vraag: ‘Wat is waarheid?’ Het water begon te rimpelen en de man hoorde een echo van zijn stem. Langzaam stierf alle geluid weg. Toen klonk er uit de diepte het antwoord: ‘Ga naar die en die kruising, daar zul je vinden wat je zoekt.’

Blij dat hij een antwoord had gekregen ging hij naar de kruising op weg. Hij was hoopvol, zou hij nu eindelijk de waarheid kennen? Op de kruising zag hij drie kleine hutjes staan. Dit verbaasde hem, dit leek helemaal niet op de waarheid! Hij ging het eerste hutje binnen. Tot zijn grote verbazing bleek het een winkeltje te zijn. ‘Wat kan ik voor u doen?’ vroeg de verkoper. De man was nog niet bijgekomen van zijn verbazing en stamelde: ‘Ik ben op zoek naar de waarheid..’ Onzeker van zichzelf. ‘De waarheid, ha! Die kunt u hier echt niet vinden hoor! Stukken metaal heb ik te koop, geen boeken met wijsheid.’ Een beetje beledigd ging de man weg uit het hutje.

Hij liep naar het tweede hutje, wat nog kleiner was dan het eerste. Hij aarzelde even, maar was toch te nieuwsgierig om niet naar binnen te gaan. Hij stapte naar binnen en zag overal hout liggen. Lange stukken, kort, dun, dik, alle soorten hout lagen daar opgestapeld. Hij keek om zich heen en tussen het hout zag hij een verkoper zitten. ‘Wat kan ik voor u doen?’ vroeg ook deze verkoper. De man mompelde: ‘ik ben op zoek naar de waarheid..’ Ook deze verkoper lachte hem uit: ‘ha, de waarheid! Hout kan ik je verkopen, om een boekenkast te maken voor alle boeken vol wijsheid. Meer heb ik je niet te bieden.’ De verkoper begon te lachen, alsof hij nog nooit zoiets grappigs had meegemaakt.

De man vluchtte weg uit het hutje. Er resteerde nog één hutje. Dit hutje was het allerkleinste. Eigenlijk gaf de man de hoop al op, maar toch wilde hij wel even kijken. Want wie weet? Drie maal is scheepsrecht…

Hij stapte naar binnen en zag overal ijzeren draden. De geest van de man werkte heel snel: weer een winkeltje, en weer duidelijk geen waarheid. Deze keer durfde hij niet eens te vragen aan de verkoper of hij waarheid had, hij vluchtte meteen weg uit het hutje, voor de verkoper verscheen.

Woedend was hij. In al zijn jaren zoektocht naar de waarheid was hij nog nooit zo belazerd. De bron had hem bedrogen! Woedend stampte hij terug in de richting van de grot. Hij kroop er weer in en schreeuwde tegen de bron: ‘Je hebt me bedrogen! Als je dat waarheid noemt, dan ben ik een aap! Geef me nu goede aanwijzingen.’ De bron liet de man verder uitrazen en zei niets. ‘Je weet helemaal niets van de waarheid!’ was het laatste wat de man riep naar de bron. Hij voelde zich niet serieus genomen. Hij begon terug te kruipen, weg uit de grot.

Heel zacht, amper hoorbaar, fluisterde de bron: ‘In de toekomst zul je het wel begrijpen.’

De man ging verder op zoek. Af en toe dacht hij nog terug aan de bron en trok daar zijn les uit. Hij liet zich nooit meer bedonderen door iemand. Hij zou zijn kostbare tijd niet meer verspillen aan nutteloze zoektochten, enkel aan zinnige wijsheid die hem gegeven werd. Elk jaar raakte hij meer verbitterd en verward, omdat hij de waarheid nog steeds niet gevonden had. Woede en frustratie overheersten de man.

Naarmate de jaren verstreken, vervaagde de herinnering aan wat er bij de bron gebeurd was...

Totdat hij op een avond in de maneschijn liep te wandelen en hem ineens de klanken van sitarmuziek troffen. Het was prachtige muziek, meesterlijk en met grote inspiratie gespeeld. De waarheidszoeker was diep ontroerd en voelde zich naar de speler toegetrokken. Hij stond daar uren te genieten van de prachtige muziek. Even vergat hij al zijn woede, frustratie en zijn zoektocht naar de waarheid. Hij was helemaal in het hier en nu.

Toen keek hij naar de handen van de sitarspeler en hoe deze over de snaren dansten. Plotseling werd hij zich bewust van de sitar zelf en verheugd slaakte hij een luide kreet van herkenning: hij had beseft dat de sitar gemaakt was van het draad en de stukjes metaal en het hout zoals hij dat eens in de drie winkeltjes gezien had en waar hij toen verder niets achter gezocht had. Ineens herinnerde hij zich de bron en de winkeltjes weer.

Eindelijk begrijp hij de boodschap van de bron: we hebben alles gekregen wat we nodig hebben – onze taak is het bij elkaar te brengen en het op een geschikte manier te gebruiken. Niets heeft betekenis zolang we er alleen maar de afzonderlijke delen van zien. Al die jaren die hij op zoek was geweest, vond hij slechts stukjes die hij nooit met elkaar had verbonden. Nu zag hij hoe kleine delen samen een prachtig geheel kunnen maken.

Liefs